Book Title:
Author(s):
Some examples from this set of practice questions
1.
Het binden van een pathogeen aan de fagocyt is de eerste stap in het proces van fagocytose. Waar kan de fagocyt aan binden om de fagocytose uit te voeren? a) Bestandelen van pathogeen op de celmembraan b) C3a c) Fab fragment van antilichamen d) Bacterieel CpG DNA
Answer: A is correct. PRRs kunnen aan een pathogeen binden, omdat ze structuren (PAMPs) op een pathogeen herkennen, zo wordt de fagocytose gestart. B - C3a is een chemoattractant en trekt daarom leukocyten aan. (C3b is wel betrokken bij opsonisatie en dus bij fagocytose). C - Antilichamen kunnen ook opsoniseren, maar met het Fc-gedeelte (staart van het antilichaam) en niet met het antigeen bindende gedeelte (Fab-fragment). D - Bacterieel CpG DNA wordt herkend door PRRs, maar dat DNA zit binnen in het pathogeen en niet op het celmembraan.
2.
Wat is juist over type I interferonen? a) Zijn eiwitten die gemaakt worden door naburige cellen van virus-geïnfecteerde cellen b) Induceren antivirale eiwitten in naburige cellen c) Zijn virusspecifiek; elk virus produceert een specifiek interferon d) Gamma-interferon activeert macrofagen
Answer: Antwoord B is juist. - Type I interferonen (IFN-alfa en IFN-beta) werken als een waarschuwingssysteem. Ze binden aan de producerende cel (autocrien) en op naburige cellen (paracrien). Als de type I IFN bindt aan een cel en die reageert door antivirale eiwitten te maken. Deze eiwitten zijn vaak enzymen (nucleases en proteases) die de replicatie van het virus verhinderen. A - Type I IFN worden gemaakt door geïnfecteerde cellen. C- Type I IFN zijn juist niet virus specifiek. De cel maakt type I IFN aan ongeacht door welk soort virus het is geïnfecteerd. D - IFN-gamma is een type II IFN en wordt gemaakt door Th1 cellen om neutrofielen en macrofagen te activeren.
3.
Hoe kun je verklaren dat er grote diversiteit in de specificiteit van de B-cel receptoren is? a) Affiniteitsmaturatie b) DNA recombinatie van HLA genen c) DNA recombinatie VDJ genen d) Somatische hypermutatie
Answer: Antwoord C is juist.
4.
Welke aandoening is een secundaire immuundeficiëntie veroorzaakt door een virus? a) AIDS (HIV infectie) b) Infectieuze mononucleose (EBV infectie) c) Koortslip (Herpes simplex virus infectie) d) Gordelroos (Varicella zoster virus infectie)
Answer: Antwoord A is juist.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nickykruit. Stuvia facilitates payment to the seller.
No, you only buy these notes for $3.28. You're not tied to anything after your purchase.
4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)
101808 documents were sold in the last 30 days
Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now
